• Een kijkje op de kooiplas

    Een kijkje op de kooiplas

  • De kooiplas in de herfst

    De kooiplas in de herfst

  • Een woerd in de vangpijp

    Een woerd in de vangpijp

  • Een vangpijp in de winter

    Een vangpijp in de winter

Een kooiker is iemand die voor zijn beroep of als ambacht wilde eenden in een eendenkooi vangt. Om als kooiker te mogen werken is een opleiding verplicht. Na een theoretische opleiding kan examen gedaan worden voor de kooikersakte. De opleiding is gelijk aan de jagersopleiding, maar dan zonder het onderdeel jagen met het geweer.
De kooikersakte moet elk jaar bij het ministerie worden aangevraagd.
De kooiker is de persoon van wie de eendenkooi is of degene die de kooi beheert. Vroeger was kooiker een echt beroep; er kon een gezin van leven. Tegenwoordig is het meer een liefhebberij om het eeuwenoude beroep in stand te houden. De werkzaamheden worden vaak naast een normale baan uitgevoerd.

De kooiker ziet er op toe dat de rust wordt bewaard. Hij voert het onderhoud uit en vangt en voert de eenden.
Daar waar vroeger eendenkooien nooit toegankelijk waren voor bezoekers, worden er tegenwoordig in steeds meer kooien ook excursies gegeven in het voorjaar.

Het kooikerhondje

De kooiker wordt bij zijn werk terzijde gestaan door een veelal bont, klein hondje: het kooihondje of kooikerhondje.
Kooikerhondjes behoren tot een oud, Nederlands ras. Op schilderijen komt men regelmatig hondjes tegen die veel lijken op het huidige kooikerhondje. De kleuren van een Kooiker zijn wit-rood, het rood is in platen en moet overwegen. De oren van een Kooiker hebben oorbellen, dit wil zeggen: zwart haar die langer is dan de rest van het oor haar. Op oude gravures komt men naast het bonte hondje ook een éénkleurige tegen. Dit hondje kan in kleur kan variëren van geel tot oranje. Ook zijn zowel kort- als langharige hondjes bij de kooiker te zien.

Een kooikerhondje

Het belangrijkste voor de kooiker is de bruikbaarheid; dat is ook het criterium bij eventuele fok. Vooral op de volgende punten wordt bij het fokken gelet:

  • Niet te groot
  • Goed actief
  • Niet lawaaiig
  • Zeer attent
  • Goed in aanleren
  • Zelfstandig kunnen werken
  • Goed specifiek gangwerk, dus met korte wendingen
  • Fel op ongedierte

Het kooikerhondje doet al velen eeuwen dienst als werkhondje in de eendenkooi. Door de achteruitgang van het aantal eendenkooien aan het einde van de negentiende eeuw dreigt het type kooikerhondje te verdwijnen. Mevrouw M.C.S. Baronesse van Hardenbroek van Ammerstol heeft in de jaren veertig van de vorige eeuw een aanzet gegeven om het type kooikerhondje te behouden en tot ontwikkeling te brengen tot een definitief ras. Zij geeft aan een marskramer een lokje haar en een afbeelding van een kooikerhondje mee. Zo worden een aantal bruikbare exemplaren op het platteland opgespoord. Zo ook het teefje 'Tommie', uit Friesland, welke gezien wordt als de stammoeder van het huidige kooikerhondje.