• Een kijkje op de kooiplas

    Een kijkje op de kooiplas

  • De kooiplas in de herfst

    De kooiplas in de herfst

  • Een woerd in de vangpijp

    Een woerd in de vangpijp

  • Een vangpijp in de winter

    Een vangpijp in de winter

Een eendenkooi is geen kooi met een eend erin. Het is van oudsher een grote vangstinstallatie voor het vangen van (wilde) eenden voor de consumptie (om op te eten).
Een eendenkooi bestaat uit een plas water met een aantal kromme sloten, de vangpijpen. Over deze vangpijpen staan bogen die steeds lager en smaller worden met een net eroverheen. Het laatste stuk van de vangpijp heeft geen net maar gaas. De vangpijp eindigt in een vanghokje waarvan een klep op afstand met een touw gesloten kan worden.

Langs de vangpijp staan rietschermen zodat de eenden in de vangpijp niet kunnen zien of er mensen aanwezig zijn.
Volgens het jachtbesluit dient een eendenkooi aan de volgende voorwaarden te voldoen:
  • er is een open wateroppervlakte aanwezig van ten minste 200 vierkante meter, waarin een cirkel met een straal van ten minste 7,50 meter beschreven kan worden,
  • het water is ten minste 50 centimeter diep,
  • rondom het water ligt een rand van bos of struweel,
  • in open verbinding met het water is ten minste één vangpijp aanwezig die onmiddellijk als vangmiddel kan worden gebruikt.

Een eendenkooi mag alleen eenden vangen voor de consumptie als de kooi geregistreerd staat als eendenkooi bij de landelijke overheid. Er zijn in Nederland nog 118 eendenkooien die geregistreerd staan en mogen vangen voor de consumptie. Een groot deel van deze eendenkooien is eigendom van Staatsbosbeheer, de Provinciale Landschappen en Natuurmonumenten. Deze eendenkooien vangen doorgaans niet meer voor de consumptie, maar voor ringonderzoek en het monitoren van de vogelgriep.

Het kooikerhondje
Het vangen van wilde eenden is een samenspel van tamme en half wilde eenden, de kooiker en een hondje; het kooikerhondje. De half wilde eenden nemen nadat zij in de omgeving van de eendenkooi hebben gegeten hun wilde soortgenoten mee naar de eendenkooi. Met behulp van de tamme eenden, voer en het hondje lokt de kooiker de wilde eenden de vangpijp in waar ze aan het einde worden gevangen in het vanghokje.

Kooirecht en afpalingsrecht
Eendenkooien hebben al sinds de tijd van Karel V bepaalde rechten, oude zakelijke rechten zoals het kooirecht en het afpalingsrecht.
Het kooirecht is het recht om eenden te mogen vangen met een eendenkooi als de eendenkooi geregistreerd staat.
Door het paalrecht mogen eigenaren van een eendenkooi op een bepaalde afstand (Noord-Brabant 753 meter) gerekend uit het midden van de plas een paal neer zetten met de tekst "Verboden toegang". Hierdoor ontstaat een cirkel waarbinnen het verboden is handelingen te doen die de vogels onrustig zouden kunnen maken.

Schema van een eendenkooi

Een kooiker is iemand die voor zijn beroep of als ambacht wilde eenden in een eendenkooi vangt. Om als kooiker te mogen werken is een opleiding verplicht. Na een theoretische opleiding kan examen gedaan worden voor de kooikersakte. De opleiding is gelijk aan de jagersopleiding, maar dan zonder het onderdeel jagen met het geweer.
De kooikersakte moet elk jaar bij het ministerie worden aangevraagd.
De kooiker is de persoon van wie de eendenkooi is of degene die de kooi beheert. Vroeger was kooiker een echt beroep; er kon een gezin van leven. Tegenwoordig is het meer een liefhebberij om het eeuwenoude beroep in stand te houden. De werkzaamheden worden vaak naast een normale baan uitgevoerd.

De kooiker ziet er op toe dat de rust wordt bewaard. Hij voert het onderhoud uit en vangt en voert de eenden.
Daar waar vroeger eendenkooien nooit toegankelijk waren voor bezoekers, worden er tegenwoordig in steeds meer kooien ook excursies gegeven in het voorjaar.

Het kooikerhondje

De kooiker wordt bij zijn werk terzijde gestaan door een veelal bont, klein hondje: het kooihondje of kooikerhondje.
Kooikerhondjes behoren tot een oud, Nederlands ras. Op schilderijen komt men regelmatig hondjes tegen die veel lijken op het huidige kooikerhondje. De kleuren van een Kooiker zijn wit-rood, het rood is in platen en moet overwegen. De oren van een Kooiker hebben oorbellen, dit wil zeggen: zwart haar die langer is dan de rest van het oor haar. Op oude gravures komt men naast het bonte hondje ook een éénkleurige tegen. Dit hondje kan in kleur kan variëren van geel tot oranje. Ook zijn zowel kort- als langharige hondjes bij de kooiker te zien.

Een kooikerhondje

Het belangrijkste voor de kooiker is de bruikbaarheid; dat is ook het criterium bij eventuele fok. Vooral op de volgende punten wordt bij het fokken gelet:

  • Niet te groot
  • Goed actief
  • Niet lawaaiig
  • Zeer attent
  • Goed in aanleren
  • Zelfstandig kunnen werken
  • Goed specifiek gangwerk, dus met korte wendingen
  • Fel op ongedierte

Het kooikerhondje doet al velen eeuwen dienst als werkhondje in de eendenkooi. Door de achteruitgang van het aantal eendenkooien aan het einde van de negentiende eeuw dreigt het type kooikerhondje te verdwijnen. Mevrouw M.C.S. Baronesse van Hardenbroek van Ammerstol heeft in de jaren veertig van de vorige eeuw een aanzet gegeven om het type kooikerhondje te behouden en tot ontwikkeling te brengen tot een definitief ras. Zij geeft aan een marskramer een lokje haar en een afbeelding van een kooikerhondje mee. Zo worden een aantal bruikbare exemplaren op het platteland opgespoord. Zo ook het teefje 'Tommie', uit Friesland, welke gezien wordt als de stammoeder van het huidige kooikerhondje.